Home / ...

 

Bioactieve stoffen

 

Bioactieve stoffen zijn o.a. de (poly)fenolen en/of flavonoïden (en isoflavonoïden, flavonoïden met iets afwijkende chemische stuctuur).

 

Flavonoïden vormen een grote familie van plantaardige stoffen. Ze bepalen in groenten en fruit de grote variatie in kleuren, van geel tot rood en donkerpaars. Ze worden ook aangeduid als bioflavonoïden en vroeger als vitamine P. Verschillende bioactieve stoffen worden door de plant geproduceerd als een natuurlijk pesticide of als bescherming tegen bijv. rotten, insecten en planteters.
Tot nu toe zijn er ruim 4000 soorten flavonoïden beschreven. 
De consumptie van flavonoïden via de westerse voeding is vergeleken met Aziatische landen aan de lage kant, mede doordat ten gevolge van koken en bewerken het gehalte aan flavonoïden met 50 tot 90 procent daalt. Vandaar het advies tot het eten van meer (verse en rauwe) groenten en fruit. 

 

Aan de hand van hun chemische structuur kunnen bioactieve stoffen worden onderscheiden in:

Flavonoïden:

 

Flavonen: o.a. apigenine, luteoline, tangeritine, nobiletine

 

Isoflavonen: o.a. genisteïne, daidzeïne, glyciteïne

 

Flavonolen: o.a. quercetine, fisetine, myricetine, kaempferol, isorhamnetine, pachypodol, rhamnazine.

 

Flavanolen: o.a. catechinen, theaflavinen en proanthocyanen

 

Flavanonen: o.a. hesperidine en naringenine, eriodictyol, homoeriodictyol

 

Anthocyanen (Anthocyanidines): o.a. cyanidine, malvidine, pelargonidine, peonidine en delphinidine en petunidine, welke laatste twee volgens onderzoek al in de mond door speeksel worden omgezet in metabolieten.

 

Tannines zijn polyfenolen, die vaak bitter en samentrekkend zijn en zich binden aan eiwitten en aminozuren. Ze geven o.m. smaak, kleur en structuur en houdbaarheid aan voeding. In de meeste planten zitten tannines. De helft van het bladmassa van planten zijn niet-hydrolyseerbare tannines. Een voorbeeld van hydrolyseerbare tannines zijn de ellagitannines, polymeren van galluszuur. Een voorbeeld van niet-hydrolyseerbare tannines zijn de proanthocyanen, polymeren van catechinen, waardoor ze ook in de groep flavanolen vallen.

 

Andere polyfenolen zijn de derivaten van hydroxykaneelzuur of fenylpropanoïden waaronder:

Cafeïnezuur, kaneelzuur, chlorogeenzuur, coumarinezuur, coumarine (bijv. in citrusfruit en maïs), ferulazuur, rozemarijnzuur (bijv. in de kruiden rozemarijn, basilicum, tijm, salie en citroenmelisse) en stilbenoïden, stilbeenderivaten zoals resveratrol, pterostilbeen en piceatannol.

 

Carotenoïden

Carotenoïden zijn een grote groep van meer dan 600 bioactieve stoffen die bestaan uit onverzadigde koolwaterstofketens en hun oxidatieproducten. Carotenoïden hebben kleuren van geel tot roodachtig. Twee zijn echter kleurloos: fytoeen en fytoflueen. 

Ze worden onderverdeeld in carotenen, die alleen uit koolstof en waterstof bestaan, de zgn. tetraterpenen en xantofylen, zuurstofhoudende derivaten van caroteen.

 

De belangrijkste carotenen:

Alfacaroteen (geel-oranje)

Bètacaroteen (geel-oranje)

Lycopeen (helderrood)

De belangrijkste xantofylen:

Luteïne (geel-oranje)

Astaxanthine (rood-violet)

Capsanthine (rood)

Violaxanthine (geel)

Zeaxanthine (oranje)

Cryptoxanthine

Fucoxanthine (bruin-olijfgroen)

Glucosinolaten is een groep van in water oplosbare organische verbindingen die bestaat uit zwavel, stikstof en een groep gevormd uit glucose. Er zijn ongeveer 120 verschillende, natuurlijke glucosinolaten bekend. Glucosinolaten komen vooral voor in kruisbloemige planten. De planten gebruiken glucosinolaten als een natuurlijk pesticide en als verdediging tegen planteneters. Daarvoor maakt de plant glucosinolaat en het enzym myrosinase apart aan en houdt in de cel deze twee stoffen gescheiden van elkaar. Als de plant beschadigd wordt of bij stress komen de twee stoffen vrij en ontstaan bij aanwezigheid van water isothiocyanaten.

 

Terpenen zijn biologische stoffen die van isopreen afgeleid zijn; het zijn in principe twee of meer aaneengeschakelde isopreen-moleculen. Zo heb je o.m. mono-, di-(zoals ferruginol, cafestol, forskolin en steviol), tri- (zoals ursolzuur, ursenen, oleanenen en limonoïden zoals nimbolide), en tetraterpenen, zoals carotenen. Terpenen worden in veel planten geproduceerd en hebben tal van biologische functies. Een derivaat van een triterpeen is lupeol.

 

In fruit zitten ook nog andere kleurloze bioactieve stoffen, NCC (nonfluorescing chlorophyll catabolites) . Deze antioxidanten zijn het resultaat van de afbraak van chlorofyl bij het rijpen van fruit zoals bij appels en peren. Onrijp fruit is groen door het chlorofyl wat erin zit. Bij het rijpen wordt dit chlorofyl, net als bij een blad van de boom, afgebroken en vormen zich deze gezonde, kleurloze stoffen, die zowel in de schil zitten als net eronder in het vruchtvlees.

 


 

De laatste jaren wordt veel onderzoek gedaan naar flavonoïden, maar lang niet alles is bekend. Van een aantal flavonoïden is bekend dat ze, evenals de vitaminen A, C en E, een antioxidatieve werking hebben: ze neutraliseren het schadelijk effect van agressieve zuurstofmoleculen (vrije zuurstofradicalen of oxidanten) op de cellen. De in veel onderzoeken vastgestelde beschermende werking van groenten en fruit tegen kanker en hart- en vaatziekten heeft mogelijk te maken met onder meer deze activiteit van flavonoïden en sommige andere bioactieve stoffen, zoals de carotenoïden.
Verder kunnen ze inwerken op enzym- en hormoonsystemen en het afweersysteem. Ze kunnen enzymprocessen in gunstige zin beïnvloeden die een rol spelen bij de celdeling (kanker), de bloedstolling (vaatproblemen), het cholesterolgehalte (hart- en vaatziekten) en de lichaamsafweer (kanker). Deze effecten zijn bij proeven aangetoond en het lijkt dat deze stoffen als co-factor werken voor de aanmaak in het lichaam van Glutathion, de krachtigste antioxidant in het lichaam. (Voor meer informatie over Glutathion kijk hier.)

 

Van veel bioactieve stoffen in de voeding is bekend dat ze ontstekingen kunnen tegengaan. Verschillende ontstekingen kunnen op termijn leiden tot o.m. kanker, hart- en vaatziekte en diabetes. Amerikaanse onderzoekers hebben nu onderzocht hoe die bioactieve stoffen dat doen en hebben in ieder geval al een paar werkingen gevonden. Bioactieve stoffen blokkeren de werking van het enzym TBK1. Dat enzym is nodig om ontstekingsreacties te kunnen beginnen. 


Isoflavonen worden ook wel aangeduid als plantenhormonen of fyto-oestrogenen. Ze lijken wat betreft hun chemische structuur op de menselijke hormonen. De belangrijkste hoofdgroepen van fyto-oestrogenen zijn de isoflavonen, de lignanen en de coumestanen. De westerse bevolking krijgt via de voeding weinig fyto-oestrogenen binnen, minder dan 1 milligram per dag. In Aziatische landen, waar veel soja wordt gegeten, ligt de inname op 50 tot 100 milligram per dag. Er zijn wetenschappelijke aanwijzingen dat fyto-oestrogenen een gunstige invloed hebben op het voorkómen van borst-, darm- en prostaatkanker, hart- en vaatziekten en botontkalking. Fyto-oestrogenen binden zich aan cellen die zijn voorzien van 'aanlegsteigers' die passen bij hun chemische structuur (oestrogeenreceptoren).

 

Ook over de derivaten van hydroxikaneelzuur in de voeding wordt steeds meer bekend, hier een uitgebreide studie met hieronder een schets van de grote voordelen.

 

 

 

Meer over de werking van bioactieve stoffen in het lichaam.

 

Onderzoek door wetenschappers van het Linus Pauling instituut van de Oregon State University doet een nieuw licht schijnen over de rol van flavonoïden, bioactieve stoffen die gevonden worden in groenten en fruit en hen vaak de de karakteristieke kleuren geven. Uit eerdere, laboratorium, testen is altijd gebleken dat deze flavonoïden een grote antioxidatieve werking hebben en daarom zo gezond zijn. Nu blijkt dat in het lichaam flavonoïden slecht opgenomen worden, vaak niet meer dan 5%, en snel omgezet worden waardoor de antioxidatieve kracht snel afneemt. Ook probeert het lichaam, alsof het vreemde stoffen zijn, deze zo snel mogelijk uit het lichaam te verwijderen via darmen en urine. Toch heeft het bloed na inname van flavonoïdenrijk voedsel een fors hogere antioxidatieve kracht waarschijnlijk te wijten aan een verhoogde urinezuur waarde. Ook al zijn in het menselijk lichaam de flavonoïden geen antioxidanten, ze doen wel andere belangrijke dingen. Terwijl het lichaam er zo vlug mogelijk vanaf wil worden ook andere ongewenste soffen zoals fase2 enzymen afgevoerd waardoor mutagene en kankerverwekkende stoffen ook afgevoerd worden. Flavonoïden kunnen ook bepaalde mechanisme in het lichaam op gang brengen die kankercellen doen afsterven en het verspreiden tegengaan. Verder bevorderen flavonoïden stikstofoxide reacties in de bloedvaten waardoor deze gezond en soepel blijven en hierdoor de bloeddruk verlagen en ontstekingen tegengaan. Al deze belangrijke zaken gebeuren in het lichaam al bij relatief kleine hoeveelheden flavonoïden en ook nog langdurig. Dit is duidelijk in tegenstelling tot antioxidanten die bij hun werk, het vangen van vrije radicalen, meteen verbruikt worden en dus continu met de voeding ingenomen moeten blijven worden. Flavonoïden zijn als een vaccin, kleine hoeveelheden kunnen grote stofwisselingsveranderingen teweeg brengen. Vandaar is het zeer de vraag of extra aanvulling van flavonoïden in de vorm van supplementen, naast een gevarieerde voeding, wel goed is. Bijna zeker doet dat meer kwaad dan goed.

 

 Printen