Gefascineerd door vette
vis
Als het aan Philip Calder ligt, eet iedereen 4 tot 5 maal vette vis per week om genoeg gezonde
omega-3-vetzuren binnen te krijgen. Calder, voedingsimmunoloog, houdt zich al ruim 20 jaar bezig met onderzoek naar omega-3-vetzuren en hun rol bij ontsteking. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde sprak hem over zijn vetzuurfascinatie.
Interesse
Philip Calder, hoogleraar ‘Nutritional Immunology’ aan de Britse University of Southampton, studeerde en promoveerde in Nieuw-Zeeland (Biochemie). Nadat hij in 1987 naar het Verenigd Koninkrijk was vertrokken voor een doctoraat aan de University of Oxford, ontdekte hij dat bepaalde vetzuren effecten hebben op ontstekingscellen. Calder: ‘Daar begon mijn fascinatie. Dagelijks verwerkt ons lichaam namelijk vetzuren. Sommige zijn functioneel actief en dat maakt mij enthousiast. Of ze nu predisponeren voor pathologie of risicoverlagend werken.’
Vetzuren, ontsteking en onderzoek
Calders 1e publicatie stamt uit 1980. Sinds die tijd is de wetenschap veel te weten gekomen over vetzuren. ‘We weten nu dat omega-3-vetzuren specifieke effecten hebben binnen het immuunsysteem. Ze beïnvloeden bijvoorbeeld de werking van T-cellen. De afgelopen jaren hebben onderzoekers veel receptoren, moleculen en chemische mediatoren ontdekt. Ik ben erg nieuwsgierig naar hoe deze mechanismen in elkaar passen en welke klinische gevolgen ze hebben.’
Calder en consorten hebben een aantal omega-3-suppletietrials uitgevoerd met gezonde vrijwilligers en verschillende patiëntengroepen, bijvoorbeeld patiënten met perifeer vaatlijden, kransvatlijden of met niet-alcoholische vettige leverziekte. De gemeenschappelijke factor bij dit alles: ontsteking. ‘Ontsteking is de hoofdboosdoener’, zegt Calder, ‘en omega-3-vetzuren lijken
ontsteking te verminderen.’
Calder denkt dat omega-3-vetzuren bij ziekten met een inflammatoire component, zoals
reumatoïde artritis, psoriasis,
inflammatoire darmziekten en astma, de kwaliteit van leven verbeteren. ‘Patiënten met deze aandoeningen hebben namelijk ook baat bij ontstekingsremmende medicatie. Daarnaast kunnen omega-3-vetzuren bij patiënten met hart- en vaatziekten het risico op cardiovasculaire sterfte verlagen.’ Hij vertelt over de GISSI-trial naar hart- en vaatziekten, die in 1999 in The Lancet verscheen. De onderzoekers toonden aan dat
hartinfarct overlevers die omega-3-vetzuren kregen een lagere cardiovasculaire mortaliteit hadden – met name plotse dood – dan infarctoverlevers die placebo of vitamine E kregen. ‘Toen deze studie startte, nam geen enkele patiënt statines, maar tijdens de studie kregen steeds meer patiënten ze wel voorgeschreven. De vraag is dus of het gevonden effect nu nog wel van kracht is. De enige manier om daar achter te komen is om de studie te herhalen. Maar waarschijnlijk is tegen die tijd de medicatieachtergrond van de deelnemers wéér veranderd. We moeten het wiel telkens opnieuw uitvinden, omdat de wegoppervlakte steeds verandert. Het probleem is dat niemand veel geld kan verdienen met visolie als geneesmiddel, want visolie is goedkoop. Dat houdt klinisch onderzoek tegen.’
Eetpatroon en gedragsverandering
‘De 3 belangrijkste omega-3-vetzuren zijn α-linoleenzuur
(ALA) uit planten, en eicosapentaeenzuur
(EPA) en docosahexaeenzuur (DHA) uit vis’, meldt Calder. ‘Vooral vette vis bevat veel EPA en DHA.’
Calder vertelt dat mensen tegenwoordig minder sardientjes,
haring of makreel eten dan vroeger, maar dat de visinname gelukkig weer lichtelijk toeneemt. ‘Zalm is bijvoorbeeld heel populair in supermarkten en restaurants. Maar nog steeds zijn er veel mensen die geen vette vis eten.’
In 1 van zijn onderzoeken bestudeerde Calder zwangere
vrouwen. De ene helft hield hun normale eetpatroon aan, de andere helft kreeg van Calder vanaf de 20e zwangerschapsweek iedere week op 2 dagen porties zalm thuisbezorgd, voor henzelf en hun partners. Beide groepen hielden in een dagboek bij wanneer ze vette vis aten. De controlegroep at nooit vette vis en de visgroep at bijna alle zalm op. Calder en zijn collega’s namen regelmatig bloed af bij de vrouwen en zagen dat de DHA-spiegel bij de controlevrouwen afnam – omdat de foetus DHA opnam – maar in de zalmgroep steeg de DHA-spiegel zelfs. Zij aten dus genoeg vette vis voor henzelf én voor hun baby’s. Slechts 3 van de 50 vrouwen in de visgroep aten na de trial nog zalm. Calder: ‘Dit laat zien hoe moeilijk het is om gedrag te veranderen. We gaven de vrouwen zalm, vertelden ze dat het gezond is, ze aten het 18 weken lang en toch gingen ze niet verder na de geboorte.’
‘Er is wel veel interesse in koken’, zegt Calder. ‘Bijna elk moment van de dag zijn er kookprogramma’s op televisie. Ze gaan natuurlijk over lekker eten en niet over gezond eten, maar gezondheid kan wel een rol spelen. Jamie Oliver is een goed voorbeeld. Hij heeft het in zijn programma’s altijd over gezondheid en gezond eten. Rolmodellen als Jamie Oliver kunnen bij de mensen in het land, denk ik, meer gedaan krijgen dan onderzoeksresultaten en dokters.’
Vette vis
Calder denkt dat we meer dan een bescheiden hoeveelheid vette vis moeten eten. ‘Ten minste 1 gram omega-3-vetzuren per dag, dat is ongeveer 4-5 maal vette vis per week. De huidige aanbevelingen – 500 mg of 2-3 maal vette vis per week – zijn mij te conservatief.’ Het toevoegen van omega-3-vetzuren aan voedingsmiddelen vindt Calder dan ook een goed idee. ‘Dat is een goede strategie. De beperkende factor is echter de hoeveelheid omega-3-vetzuren uit vette vis die je in voedsel kunt stoppen, zonder dat het naar vis smaakt of ruikt en zonder dat het een beperkte houdbaarheidsduur heeft. Mijn idee is om een klein beetje in veel verschillende producten te stoppen. Op die manier hoeven mensen hun dieet ook niet al te veel aan te passen. Een aantal van die producten zijn echter niet erg gezond en sommigen vinden dat we mensen niet moeten aanmoedigen om bijvoorbeeld ‘gezonde boter’ te eten. Maar zolang we geen visolie in chocola stoppen en geen gezondheidsboodschappen op ongezond voedsel zetten, moet het wel kunnen.’
Toekomst
Calder kijkt erg uit naar ontwikkelingen rond resolvines, een 10 jaar geleden ontdekte familie lipidenmediatoren, afgeleid van EPA en DHA. Deze stoffen remmen de productie en het transport van ontstekingscellen. ‘Omdat resolvines ontsteking “oplossen” vind ik ze erg boeiend’, zegt Calder. ‘Ze hebben de manier waarop we over vetzuren en ontsteking denken veranderd.’ Een andere ontdekking waar Calder veel van verwacht, is het feit dat een groep aan G-eiwit gekoppelde celoppervlaktereceptoren sommige vetzuren lijkt te binden. Calder: ‘Dat brengt vetzuren in het rijk van de farmacologie. Ik heb altijd gedacht dat vetzuren door de celmembraan heen moeten, zodat ze bijvoorbeeld omgevormd kunnen worden tot prostaglandines, leukotriënen of resolvines. Via deze receptoren kunnen de vetzuren cellen beïnvloeden zonder dat zij zelf de cel in gaan.’
Tot slot
Calden sluit af: ‘Sta open voor het idee dat voeding en omega-3-vetzuren erg belangrijk zijn in allerlei situaties. Voor patiënten met een metabole ziekte in de huisartspraktijk en voor patiënten in kritieke toestand op de IC met kunstmatige voeding. Vetzuren zijn niet het antwoord op alles, maar wel belangrijk genoeg om altijd aan te denken.’
Philip Calder studeerde Biochemie aan de Massey University in Nieuw-Zeeland. 7 jaar later, in 1987, behaalde hij zijn PhD-titel aan de University of Auckland (Nieuw-Zeeland). Hierna vertrok hij met een beurs naar het Verenigd Koninkrijk en behaalde ook een doctoraat aan de University of Oxford. In 1995 ging hij naar de University of Southampton waar hij als universiteitsdocent werkte en waar hij in 2002 werd benoemd tot hoogleraar ‘Nutritional
Immunology’.
Ned Tijdschr
Geneeskd. 2012;156:C1278 (Maart 2012)
Reacties: