Home / ...
Voedingsstoffen
De juiste en noodzakelijke voedingsstoffen voor het menselijk lichaam zijn:
Koolhydraten, eiwitten, vetten, vezels en vitamines - mineralen
Daarnaast zitten er veel andere stoffen in voeding die een ook een belangrijke rol spelen bij de gezondheid. Dit zijn de zogenaamde bioactieve stoffen, die een bepaalde biologische (of fysiologische) activiteit of functie hebben. Dit zijn o.a. de (Poly)fenolen of Flavonoïden (Flavonen, Flavonolen, Catechinen, Isoflavonen, Flavononen en Anthocyanen) en verder carotenen, glucosinolaten, organosulfiden en terpenen. Meer over deze bioactieve stoffen en antioxidanten.
Koolhydraten (zetmeel, vezels en suikers) zijn vooral van belang als energiebron. Ze leveren de energie die nodig is voor alle lichaamsprocessen en dienen als brandstof voor de hersenen. Koolhydraten zijn chemische verbindingen die ontstaan tijdens de fotosynthese in planten. In de scheikunde heeft men het meestal over sachariden.
Koolhydraten kunnen bestaan uit 1(mono), 2(di), of complexe als enkele(oligo) of vele(poly) sacharide-eenheden en kunnen zo ook voedingsvezels zijn.
Simpele of snelle
Monosachariden: glucose (druivensuiker) of dextrose (Engels), galactose, fructose (fruit/vruchtensuiker) en sulfoquinovose. Ribose is ook een monosacharide, meer bepaald een pentose, die door het lichaam gemaakt kan worden uit glucose. Tagatose is ook een monosacharide, die in kleine hoeveelheden gevonden wordt in zuivelproducten. Tagatose wordt op een andere manier gemetaboliseerd waardoor het een minimaal effect heeft op de bloedwaarden glucose en insuline.
Disachariden: sacharose (kristalsuiker) of sucrose (Engels) , lactose (melksuiker), maltose (moutsuiker) en trehalose
Complexe
Oligosachariden
malto-oligosachariden (maltodextrinen)
andere oligosachariden (raffinose, stachyose, oligofructose)
fructanen, voedingsvezels als combinatie van oligosachariden met oligofructose. Als korteketens FOS geheten en met lange ketens Inuline.
Polysachariden
zetmeel (polymeren van glucose en koolhydraten te verdelen in amylose en amylopectine)
niet-zetmeelhoudende polysachariden of voedingsvezels (cellulose, hemicellulose, pectines, hydrocolloïden)
Verder bestaan er nog stoffen die eigenlijk geen sacharide zijn maar wel een polyalcohol de polyolen te weten: de natuurlijke stoffen sorbitol, mannitol, xylitol en de niet natuurlijke malitol en lactilol.
Op het etiket van producten die u koopt staan de totale koolhydraten (inclusief eventuele polyolen) vermeld en ook hoeveel daarvan de suikers, te weten de mono- en disachariden, zijn.
Niet alle suikers smaken even zoet. In vergelijking met sacharose smaakt glucose 75% zoet, fructose 173%, maltose 33%, tagatose 92% en lactose 16% zoet, vandaar dat melk niet zoet smaakt ondanks het hoge suikergehalte (4,5%).
Trehalose, dat o.m. voorkomt in gist, paddenstoelen, zeegroenten en ook in kleine hoeveelheden in honing, planten en dieren, smaakt 45% zoet.
Honing is een oplossing van glucose, fructose en sacharose in water, ongeveer 80% suiker en 20% water.
Een goed alternatief voor de zoete smaak kunnen extracten van het plantje stevia zijn dat 200-300% meer zoet smaakt.
Met suiker in het dagelijkse taalgebruik wordt doorgaans sacharose of sucrose bedoeld, afkomstig van suikerbieten of suikerriet. Zij worden sneller dan meervoudige koolhydraten omgezet tot zuren die schadelijk zijn voor het gebit. Producten rijk aan toegevoegde suikers zijn bovendien vaak lege caloriebronnen. Behalve energie brengen ze weinig of geen andere essentiële voedingsstoffen zoals vitaminen en mineralen aan. Fruit en zuivelproducten bevatten van nature ook een zeker hoeveelheid enkelvoudige koolhydraten of suikers, namelijk respectievelijk fructose en lactose. Daarnaast leveren zij echter ook tal van essentiële voedingsstoffen. Hoewel de naam fructose anders doet vermoeden, bevatten de meeste fruitsoorten in onbewerkte vorm slechts relatief kleine hoeveelheden pure fructose. Verreweg de meeste fructose in de voeding is afkomstig van sacharose, dat in de spijsvertering wordt afgebroken tot gelijke delen glucose en fructose en van glucose-fructosestroop, de High-Fructose Corn Syrup, HFCS, die veel gebruikt wordt in kant en klare voeding en frisdranken.
Volgens onderzoek zorgt inname van veel fructose niet voor een verzadigingsgevoel in tegenstelling tot de inname van glucose dat in de hersenen wel een verzadigingsgevoel oproept. Hier nog een studie die dat bevestigd.
Complexe koolhydraten komen voor in graanproducten (bv. brood, rijst, deegwaren), aardappelen, peulvruchten en groenten. Zij voorzien ons van gezonde energie. Naast energie, vooral in de vorm van meervoudige koolhydraten, leveren zij ook vitaminen, mineralen en voedingsvezels. Volkoren producten krijgen de voorkeur omwille van hun hogere vezelinhoud. Meervoudige koolhydraten behoren dus tot de groep van de koolhydraten maar zijn geen suikers.
Verteerbare en niet-verteerbare koolhydraten
Het verteringsproces van koolhydraten begint in de mond, waar het enzym amylase door de speekselklieren wordt afgescheiden. Op die manier wordt ook de zetmeeldegradatie geactiveerd. Het belangrijkste verteringsproces voor de koolhydraten speelt zich af in de dunne darm. De enzymen amylase, sucrase, lactase en maltase zorgen ervoor dat de koolhydraten worden omgezet tot glucose, fructose en galactose. Deze monosachariden komen in de bloedbaan terecht en zorgen voor een stijging van de bloedsuikerspiegel.
Fructose en galactose moeten eerst in de lever worden omgezet tot glucose en geven daardoor een minder plotse stijging van het bloedsuiker. In de lever en de spieren wordt een deel van de glucose als glycogeen opgeslagen, een ander deel wordt omgezet in vet en een laatste deel wordt onveranderd in het bloed afgegeven als energie. Glycogeen is de reservevoorraad waaruit glucose kan worden vrijgemaakt indien het glucosegehalte in het bloed onder een bepaalde waarde daalt.
Enkelvoudige koolhydraten (suiker) worden zodanig snel opgenomen en verwerkt in het bloed dat het de bloedglucosewaarden al snel weer te laag kunnen worden waardoor je je flauw voelt en opnieuw honger krijgt.
Meervoudige koolhydraatbronnen worden doorgaans trager verteerd en langzamer omgezet in glucose. Hierdoor geven ze meer geleidelijk en gespreid glucose vrij in het bloed.
Oligosachariden worden niet verteerd maar worden in de dikke darm gefermenteerd. Dit bevordert een selectieve groei van bepaalde darmbacteriën. Niet-verteerbare koolhydraten behoren daarom tot de prebiotica. Oligofructose stimuleert de groei van bifidusbacteriën. Bifidusbacteriën (probiotica) leveren een belangrijke bijdrage aan het in stand houden van een gezonde darmflora en helpen de gastheer beschermen tegen de invasie van pathogene kiemen.
Niet-zetmeelhoudende polysachariden (voedingsvezels) hebben eveneens een positieve invloed op de darmgezondheid. Zij verlagen onder meer het risico op bepaalde vormen van kanker, ze zorgen in combinatie met voldoende vocht voor een betere stoelgang, ze verhogen het verzadigingsgevoel en hebben een gunstige invloed op het cholesterolgehalte.
LET OP:
Gedurende de menselijke evolutie bestonden er de langste tijd geen bewerkte koolhydraten, zoals tarwebloem en witte suiker. Complexe koolhydraten of zetmeel, zoals in aardappels en granen, maakten slechts een klein gedeelte uit van de dagelijkse maaltijd van onze voorouders. Onze lichamen functioneren nog steeds zoals tienduizenden jaren geleden, dus een dieet met weinig koolhydraten en meer eiwitten en vetten is het beste voor een goede gezondheid.
Maar sinds de mensheid in staat is om graan te oogsten en te malen, zijn bewerkte koolhydraten het hoofdbestanddeel van ons voedsel. Brood, pasta, witte rijst, koekjes, cake, snoep, frisdrank... het typische dieet zit vol met bewerkte koolhydraten, vooral suikers en zetmeel. De belangrijkste oorzaak van overgewicht, diabetes type 2 en het metaboolsyndroom is overconsumptie van deze soort koolhydraten.
Hoe sneller een koolhydraat verteerd en geabsorbeerd wordt, hoe sneller de glucose in onze bloedbaan komt. Geraffineerde koolhydraten worden snel verteerd en geabsorbeerd en zorgen voor een snelle stijging in de bloedsuikerspiegel. Dit is de reden dat een koolhydraatrijk en suikerrijk dieet zo slecht is. Een eenvoudige monosacharide, zoals glucose, kan direct geabsorbeerd worden door de wand van de dunne darm, waar het meteen de bloedbaan in gaat. Disachariden kunnen niet direct geabsorbeerd worden, maar kunnen door enzymen worden afgebroken tot eenvoudigere suikers, die vervolgens snel worden geabsorbeerd. Zelfs amylose, het belangrijkste koolhydraat uit granen en uit zetmeel van groenten, zoals aardappelen, wordt gemakkelijk door het enzym amylase (uit speeksel en alvleesklier) afgebroken tot eenvoudige suikers en wordt snel geabsorbeerd in de bloedbaan.
Veel voedselproducenten bieden
calorie-arme-versies van hun producten aan. Houd er echter rekening mee dat de
meeste sterk zijn bewerkt, waaronder geraffineerd, en vaak kunstmatige zoetstoffen, emulgatoren en andere ongezonde additieven bevatten.
Vaak bevatten deze producten veel calorieën en hebben ze geen voedingsvoordelen,
omdat fabrikanten vaak de hele korrels verwijderen en ze vervangen door andere vulstoffen.
Na het eten van koolhydraten stijgt het bloedsuikergehalte. De verhoogde afgifte van insuline zorgt dat deze suikers de lichaamscellen in gaan. Bij een overdaad aan koolhydraten worden de overige koolhydraten in het lichaam opgeslagen als glycogeen. Maar het opslagvermogen is zeer beperkt. De overige koolhydraten worden opgeslagen als triglyceriden. Triglyceride is een vet dat wordt opgeslagen in, en rond, organen en in het cholesterol. Dit vet, gevormd uit de overdaad aan koolhydraten veroorzaakt overgewicht, bloedstolsels, hart- en vaatziekten, gewrichtsklachten, diabetes (suikerziekte) 2, chronische ontstekingsreacties en een tekort aan zuurstof in lichaamscellen met als gevolg kanker.
Het is dus raadzaam je voeding zo samen te stellen dat je ietsjes minder dan de 50% van je energie, die normaal geadviseerd wordt, uit koolhydraten haalt. Probeer ook om het merendeel van je koolhydraten te halen uit zogenaamde complexe sacchariden De rest is het beste te halen uit fruit en zo min mogelijk uit de andere producten.
Let op: In tegenstelling tot vetten en eiwitten vergen koolhydraten duidelijk meer energie (zuurstof) voor de omzetting in het lichaam.
Producten met mono- en disacchariden |
Producten met
complexe sacchariden |
Fruit |
Aardappelen |
Honing |
Peulvruchten |
Melk(producten) |
Groenten |
Bier |
Volkoren graanproducten |
Suiker |
Brood, beschuit, knäckebröd, toast |
Frisdrank |
Volkoren
macaroni, spaghetti, rijst |
Zoet beleg |
|
Snoep, koek |
|
Gebak |
|
IJs |
|
Drinkyoghurt |
|
1 gram koolhydraten levert ongeveer 4 Kcal.
Eiwitten
zijn belangrijke bouwstenen voor het lichaam. Je hebt ze
nodig voor groei, herstel en instandhouding van lichaamscellen en spier-
en botweefsel. Wanneer je lichaam onvoldoende energie uit vetten en
koolhydraten kan halen, worden eiwitten als energiebron aangesproken.
De hoeveelheid eiwit die nodig is hangt af van het lichaamsgewicht. Per kilogram lichaamsgewicht is dat voor jongeren 0,9 gram en voor volwassenen 0,8 gram per kg lichaamsgewicht per dag. Jongeren hebben om te groeien namelijk wat meer nodig.
In een gezonde voeding komt het erop neer dat eiwitten ca. 20% leveren van de benodigde energie. Zij die veel inspanningen verrichten kunnen tot wel 30% eiwitten eten. Liefst minimaal 15% eiwitten want daardoor eet u totaal minder en dat is goed voor een gezond gewicht. Doch om af te vallen neem niet meer dan 20% eiwitten, want dat geeft volgens onderzoek geen voordelen voor een verbeterde insulinegevoeligheid.
Neem zoveel mogelijk plantaardige eiwitten en zo min mogelijk dierlijke want hoge inname van dierlijke eiwitten doet de kans op diabetes flink toenemen. Teveel eiwitten (vooral de dierlijke) geven ook meer kans op verzuring, jicht, nierstenen en bepaalde kankersoorten. Bij veel eiwitten combineer dan met veel groenten en fruit zodat deze nadelen opgeheven worden.
Volgens onderzoek blijkt dat er een groot verschil is tussen mensen jonger dan 65 en ouder en de hoeveelheid dagelijkse eiwitten.
De "jongeren" met de hoogste inname van dierlijke eiwitten vooral van vlees en kaas hadden gedurende 20 jaar wel 74% meer kans te overlijden en wel 4x keer meer kans op kanker dan zij met de minste hoeveelheid eiwitten. Eiwitten controleren het groeihormoon IGF-I. Dit hormoon helpt ons lichaam groeien, maar wordt ook in verband gebracht met de vatbaarheid voor kanker. Plantaardige eiwitten bleken duidelijk minder schadelijk te zijn.
Doch voor 65-plussers lijkt voeding met meer eiwitten, tot 1,0 - 1,2 gram per kg lichaamsgewicht per dag gezond. Na het 65e levensjaar neemt het groeihormoon af en gaan eiwitten de afbraak van spieren tegen waardoor je niet verzwakt en op gewicht blijft. Ook blijkt uit een studie onder 65-plussers, die zeven jaar gevolgd werden dat eiwitten belangrijk zijn tegen een cognitieve achteruitgang.
Uit een grote analyse blijkt dat het eten van de juiste eiwitten belangrijk zijn voor een langer leven. Het zijn de plantaardige eiwitten die duidelijk hiervoor zorgen terwijl de dierlijke eiwitten de kans op een langer leven een weinig doen afnemen. Trouwens dat dierlijke eiwitten zorgen voor een korter leven gold alleen voor mensen met één of meer ongezonde levensgewoontes; overgewicht, veel alcohol gebruik, roken of niet bewegen. In het bijzonder zijn het dan de dierlijke eiwitten in rood en bewerkt vlees en duidelijk minder de eiwitten in vis en gevogelte. Voor oudere vrouwen zorgen veel eiwitten van dierlijke oorsprong volgens onderzoek ook voor een vergrote kans op hartfalen.
Uit een grote studie blijkt dat het eten van bepaalde eiwitten invloed hebben op de gezondheid van uw hart. Zij die in de studie het meeste eiwitten uit vlees aten hadden wel 60% meer kans op hartproblemen. Zij die het meeste eiwitten uit noten en zaden aten bleken wel 40% minder kans op hartproblemen te hebben alles in vergelijking met zij die het minste van die eiwitten aten. Het eten van andere eiwitten, uit bijv. granen en groenten en fruit bleek weinig invloed te hebben op de gezondheid van uw hart.
Als meer eiwit wordt opgenomen dan nodig is voor de opbouw van weefsel, dan wordt het teveel omgezet in energie. Overtollige energie wordt opgeslagen in lichaamsvet.
We onderscheiden plantaardige en dierlijke eiwitten. Vaak eten we meer
dierlijke eiwitten dan plantaardige, maar het is gezonder om van meer
plantaardige te eten. Maak daarom een evenwichtige keuze.
Daarnaast kennen we vetrijke en vetarme eiwitproducten. Natuurlijk is het belangrijk het gebruik van vetrijke eiwitproducten te beperken. Bovendien is het eiwitgehalte in de vetarme eiwitproducten vaak hoger dan dat in de vetrijke eiwitproducten. Door voor vetarme eiwitproducten te kiezen, sla je dus eigenlijk twee vliegen in een klap.
Eiwitrijke producten |
Dierlijk |
Plantaardig |
Kip, kalkoen |
Brood |
Vis |
Graanproducten |
Ei |
Peulvruchten |
Vleeswaren |
Aardappelen |
Melk
en melkproducten |
Sojabonen |
Kaas |
Sojaproducten |
(Orgaan)
vlees |
|
Eiwitrijke producten, naar
vetgehalte |
Vetrijk |
Vetarm |
Volle
melk |
Halfvolle
melk |
Volle
yoghurt |
Karnemelk |
Volvette
en zachte kaas |
Magere
yoghurt |
Schouderkarbonade |
20+
en 30+ kaas |
Worst |
|
Speklapje |
Biefstuk |
Franse
kaas |
Kipfilet |
Kabeljauw |
Een gemiddelde hoeveelheid eiwitten is:
• 1 gram eiwit in iedere portie fruit of groente
• 5 gram in een ei of handvol noten
• 10 gram in een glas melk
• 25 gram in een portie vlees, vis of gevogelte van 100 gram
1 gram eiwitten levert ongeveer 4 Kcal.
Klik hier voor een koolhydraat- eiwit-, vet- en caloriewijzer.
Vetten, heeft
een gezond lichaam nodig. Normaal
gesproken bestaat een vrouwenlichaam voor gemiddeld vijfentwintig procent
uit vetweefsel. Bij mannen is dat ongeveer vijftien procent.
Als je lichaam voor langere tijd energie wil opslaan, kan dat
alleen in de vorm van vetten. Maar vetten uit de voeding kunnen ook direct
worden gebruikt als energiebron. Bovendien spelen ze een belangrijke rol
bij het transport van energie.
Vetten zorgen ook voor de toevoer van vitaminen.
Bij een extreem vetarme voeding kan dit vitaminetransport behoorlijk
verstoord worden, zelfs al krijg je eigenlijk voldoende vitaminen binnen!
Vet is een goede warmte-isolator. Het beschermt je lichaam
tegen te sterke temperatuurwisselingen. Er zijn ook allerlei organen die
een beschermende vetlaag hebben, zoals je nieren. Het vet moet daarbij het
orgaan beschermen tegen beschadiging door stoten of schokken van buitenaf.
Vetten bestaan uit vetzuurmoleculen en één glycerolmolecuul. De termen vetten en vetzuren worden dikwijls door elkaar gebruikt. Ze leveren veel energie, die we uitdrukken in calorieën of kilojoules. Eén gram levert al negen calorieën ofwel 38 kilojoules. Dit geldt voor alle soorten vet. Vergeleken met koolhydraten en eiwitten is dit veel: deze brandstoffen leveren slechts vier calorieën per gram. Het nadeel dat aan overtollig gebruik van alle soorten vet kleeft, is dat dit gemakkelijk kan zorgen voor een ongewenste toename van het lichaamsgewicht.
Voor een evenwichtige vetinname geldt het volgende:
Haal 30 tot 40% van de energie uit vetten. Bij een 2.000 calorieën dieet dient dat dan 30% = 600 calorieën = 67 gram vet per dag te zijn, en bij 40% is dat 89 gram vet per dag.
Belangrijk is de verhouding 1:2:1 van verzadigd, enkelvoudig onverzadigd (omega-9) en meervoudig onverzadigd (omega-3 plus omega-6) vet. (1:2:1 wil dan zegen ca. 20 gram verzadigd, 40 gram enkelvoudig onverzadigd en ca. 20 gram meervoudig onverzadigd vet.)
Regelmatig voeding met meer vetten is niet goed en doet volgens onderzoeken ¹ ² de kans op darmkanker duidelijk vergroten.
Er zijn verzadigde vetzuren, meestal van dierlijke afkomst die hard zijn bij kamertemperatuur en er zijn onverzadigde, meestal van plantaardige afkomst of vis die bij kamertemperatuur zacht of vloeibaar zijn.
Het verzadigde of onverzadigde karakter van de vetzuren heeft met scheikunde te maken. Verzadigd wil zeggen verzadigd van waterstofatomen.
Omdat in de praktijk nogal eens verwarring is meer uitleg over vetzuren, de verwarming ervan en cholesterol.
De term plantaardig wil niet altijd zeggen dat het gaat om onverzadigde vetzuren. Er worden ook zgn. transvetten gebruikt. Doorgaans zijn deze van oorsprong plantaardige, onverzadigde vetten omgevormd (gehard) tot verzadigde vetten. Deze geharde vetten gedragen zich in het lichaam heel anders dan onverzadigde vetten en zijn schadelijk voor de gezondheid.
Het ergste is dat de Europese overheden (nog) niet voorschrijven dat op verpakkingen deze ongezonde transvetten apart vermeld moeten worden, dit ondanks dat de WHO al eind zeventiger jaren waarschuwde voor de de gevaren van het gebruik van transvetten. Vermoedelijk gaan er jaarlijks in Europa al tienduizenden mensen dood als gevolg van de inname van transvetten. In de VS is dit voorschrift sinds kort van kracht en nu al blijkt dat fabrikanten in snel tempo de transvetten uit de voeding flink verminderen en vele het zelfs al weglaten. Voorlopig moet u zelf dus goed opletten: Staat bij de ingrediënten ‘plantaardig vet, gedeeltelijk gehard’ of ‘gehydrogeneerd vet’, dan kan dit duiden op de aanwezigheid van transvet.
Producten met verzadigde vetten |
Producten met onverzadigde vetzuren |
Roomboter |
Alle
soorten olie, zoals olijfolie, arachideolie, maïsolie,
slaolie, sojaolie en zonnebloemolie |
Diverse
bak- en braadproducten |
Dieethalvarine
en dieetmargarine |
Gewone
harde margarines |
Halvarine
en halvarineproducten met minder dan 10 gram verzadigd vet per 100
gram |
Sommige
plantaardige margarines |
Margarine
en margarineproducten, bak- en braadvet en frituurvet met minder
dan 20 gram verzadigd vet per 100 gram |
Frituurvet
en sommige plantaardige frituurvetten |
Sladressing
op basis van olijfolie, sesamolie, lijnzaadolie |
Vet
vlees en vette vleeswaren |
Kaasproducten
met onverzadigd vet |
Volvette
kaas |
Vette
vis |
Volle
melk en volle –producten |
Noten
zoals walnoten, pinda’s, pindakaas en andere notenpasta’s |
Koffiemelk
en –poeder |
Eieren |
Imitatieslagroom |
|
Snacks,
gebak en koek |
|
Chocolade |
|
De vetten in onze voeding zijn voor ongeveer de
helft zichtbare vetten en voor de ander helft onzichtbare vetten.
Zichtbare vetten kun je op het oog al herkennen. Hierdoor is het niet zo moeilijk het gebruik van deze vetten te beperken. Het is echter vooral belangrijk dat je oppast niet te veel onzichtbare vetten en zeker de verzadigde binnenkrijgt. Onzichtbare vetten zitten bijvoorbeeld verborgen in kant-en-klaargerechten en -maaltijden.
1 gram vetten levert ongeveer 9 Kcal.
Klik hier voor een koolhydraat- eiwit-, vet- en caloriewijzer.
Voldoende vezels helpen bij een
goede darmwerking en stoelgang en hebben een gunstige invloed op de opname
van voedingsstoffen uit je voedsel. Verder zorgt vezelrijke voeding snel
voor een verzadigd gevoel, dat helpt voor wie op zijn gewicht wil letten.
Bij voldoende vezels in je voeding heb je bovendien minder kans op hart-
en vaatziekten en aandoeningen aan het darmstelsel. Uit grootschalig, onderzoek blijkt dat voldoende vezelrijke voeding
dodelijke kankers met 40% kan verlagen!
Vezelrijke producten vind je met name onder graanproducten, groente en
fruit, en peulvruchten. Bij vezelrijke groente denk je al snel aan
rauwkost, maar de hoeveelheid voedingsvezel in een portie gekookte groente
is groter dan in een portie rauwe groente. Dit komt doordat bij het koken
de rauwkost slinkt. Voor een gekookte portie andijvie gebruik je
bijvoorbeeld veel meer dan wanneer je het echt als rauwkost eet.
Omdat het aantal voedingsvezels niet verandert door het koken, bevat een gekookte portie bijna 5 keer zoveel voedingsvezel als een rauwe portie. Meer over oplosbare en onoplosbare vezels.
Vitamines en
mineralen.
Vitamines zijn voedingsstoffen die nodig zijn voor het behoud van een goede gezondheid. Ze spelen een belangrijke rol in de groei, het onderhoud en het functioneren van het lichaam maar helpen ons ook beschermen tegen ziekten. We moeten ze innemen via de voeding omdat ons lichaam ze zelf niet of onvoldoende kan aanmaken. Uitzonderingen zijn de vitamines D en K. Vitamine D wordt in de huid aangemaakt onder invloed van zonlicht. Vitamine K wordt voor een groot deel gemaakt door bacteriën in onze dikke darm. Deze geproduceerde hoeveelheden zijn echter in de meeste gevallen niet voldoende en moeten worden aangevuld via de voeding. Er zijn in water (bijv. B en C) en in vet (A, D, E en K) oplosbare vitamines. Hoewel we vitamines slechts in kleine tot zeer kleine hoeveelheden nodig hebben, kan een tekort tot ernstige gezondheidsproblemen leiden en na langere tijd het ontstaan van chronische ziekten vergemakkelijken.
Verschillende vitamines en andere bioactieve stoffen zijn ook
antioxidanten.
Voor meer informatie en hoeveelheden in voeding kijk bij nutriënten op betreffende vitamine.
Al langer is bekend dat het eten van vitaminerijke voeding beter is voor een goede gezondheid dan het alleen innemen van vitaminen als supplement. Nog een studie die dat laat zien. In de studie kregen de deelnemers, allen met lage bloedwaarden vitamine C, vier weken lang dagelijks of twee kiwi’s (rijk aan vitamine C), of een tablet met vergelijkbare hoeveelheid vitamine C, of een placebotablet. De bloedwaarden vitamine C gingen bij de deelnemers in de eerste twee groepen duidelijk omhoog. Doch al na 2 weken bleken de deelnemers in de kiwi-groep in tegenstelling tot de deelnemers in de andere twee groepen al een duidelijk betere vitaliteit te hebben zowel fysiek als geestelijk.
Ander onderzoek
laat zien dat het dagelijks innemen van supplementen met vitaminen de
hersenen zodanig beïnvloedt dat mensen zich gezonder voelen terwijl
medisch onderzoek geen betere gezondheid laat zien.
Voor symptomen bij een vitamine tekort klik hier.
(11-11-2020) Printen