Home / Nieuws / ...

 

Darmaflora en gezondheid kinderen
Darmflora en gezondheid kinderen hangen nauw samen
Dat de samenstelling van de microben in de darmen (microbiota) zich gelijktijdig ontwikkelt met onder meer het immuunsysteem, gastro-intestinale systeem, en HPA-as en dat al die systemen met elkaar interacteren staat inmiddels vast. 
Arts-onderzoeker Pamela Browne (Behavioural Science Institute, Radboud Universiteit Nijmegen en Vrije Universiteit Amsterdam) redigeerde samen met de hoogleraren Eric Claassen en Michael Cabana het eerste complete overzicht over het verband tussen microbiota en de gezondheid van kinderen: Infant and Child Microbiota: From Pregnancy to Childhood. 
Ze legt uit waarom meer kennis daarover zo belangrijk is: ‘Bacteriën in de darmen beïnvloeden de immuunrespons doordat ze invloed hebben op de balans tussen T-helper-1- (Th-1) en T-helper-2-cellen (Th-2). Als dat evenwicht te veel overhelt naar Th-2-cellen dan krijg je teveel IgE en daarmee een grotere kans op allergieën, eczeem en astma. We weten inmiddels dat we met probiotica – voedingssupplementen met levende bacteriën – de kans daarop kunnen verlagen.’ 
Hoe dat precies werkt, vergt echter nog veel onderzoek, weet Browne. Op populatieniveau is er veel kennis over potentieel gunstige en ongunstige darmbacteriën bij kinderen. Nu is nog onvoldoende duidelijk wat een gezonde en een ongezonde compositie van de darmbacteriën op individueel niveau inhoudt. Browne: ‘We moeten bijvoorbeeld een beter beeld krijgen wat een optimale microbiotacompositie voor een kind met een bepaalde ziekte is. Met die kennis kunnen we behandelingen met pro- en prebiotica ontwikkelen die zijn afgestemd op de samenstelling van de microbiota van dat kind’. 
Zelf doet Browne onderzoek naar de invloed van prenatale psychosociale stress op deze microbiota. Onderzoek waarvan de kiem ligt in een ontdekking van paar jaar geleden: baby’s van vrouwen die tijdens hun zwangerschap kampten met verhoogde stress en angst hadden een afwijkende compositie van de darmbacteriën. ‘Dat wil zeggen meer potentieel ongunstige proteobacteriën en minder gunstige lactobacillen in de eerste 4 maanden. De kinderen lieten ook vaker gastro-intestinale aandoeningen en allergische symptomen zien, zegt Browne. Binnenkort publiceert Browne’s onderzoeksgroep bovendien aanwijzingen dat prenatale stress geassocieerd is met een afwijkende darmbacteriëncompositie bij de moeder. Die zou het vervolgens vaginaal, intestinaal of via andere routes zoals de placenta, of de moedermelk kunnen doorgeven aan de baby. ‘Mogelijk is er ook een langetermijneffect: deze kinderen hebben ook op zesjarige leeftijd nog steeds een andere microbiotacompositie.’
Omdat Browne ook arts is, wil ze graag weten wat de praktische implicaties zijn van deze verbanden. De World Allergy Organization heeft al een handjevol concrete aanbevelingen opgesteld. Zo zouden zwangere vrouwen met een verhoogd risico op een kind met eczeem (vanwege een familiegeschiedenis met atopie) in het laatste trimester van de zwangerschap probiotica kunnen nemen om te voorkomen dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Zelf gaat ze momenteel na of het mogelijk is om met probiotica angst en depressie te verminderen bij zwangere vrouwen die daar last van hebben. ‘Er zijn namelijk goede aanwijzingen dat probiotica met hun anti-inflammatoire en neuroregulatoire eigenschappen de samenstelling van de intestinale microbiota in zwangere vrouwen en daarmee hun stemming kunnen verbeteren. Daarnaast kijken we of de samenstelling van hun vaginale microbiota verbetert, wat weer een positieve invloed zou kunnen hebben op de microbiota bij hun baby’s.’
Een nieuwe theorie is dat een verhoogd BMI, naast genetische en omgevingsfactoren, via de darmflora kan worden overgedragen. Bij vrouwen met een normaal BMI lijkt de hoeveelheid Firmicutes en Proteobacteriën niet te veranderen tijdens de zwangerschap, maar neemt de hoeveelheid Bacteroïdes en Actinobacteriën toe. Obese vrouwen hebben mogelijk meer Firmicutes en Actinobacteriën, en minder Bacteroïdetes. Tijdens hun zwangerschap nemen de eerste twee soorten verder toe, terwijl Bacteroïdes en Proteobacteriën pas op de plaats maken. ‘Deze veranderde microbiotasamenstelling wordt mogelijk overgedragen aan de baby gedurende de zwangerschap, de baring en/of lactatie. Wat weer een afwijkende microbiotasamenstelling bij de baby’s tot gevolg kan hebben. Het is mogelijk dat hun metabolisme vervolgens predisponeert tot een verhoogd BMI.’
(Oktober 2017)




Printen

 

 

Reacties: