Ander dieet verlaagt kans op darmkanker binnen twee weken
Het eetpatroon heeft een direct effect op de bacteriesamenstelling in de darmen en zo op het risico op
darmkanker. Dat toont een internationale interdisciplinaire studie aan in Nature Communications waarin Amerikanen van Afrikaanse oorsprong veertien dagen een origineel Afrikaans dieet volgden. Omgekeerd consumeerden Afrikanen twee weken lang kenmerkende Amerikaanse kost. Aan de studie onder leiding van de University of Pittsburgh namen microbiologen van Wageningen University deel.
Bij zwarte Zuid-Afrikanen komt darmkanker nauwelijks voor. Bij Amerikanen van Afrikaanse afkomst is het aantal gevallen van darmkanker juist het hoogst van de totale Amerikaanse populatie. Het eetpatroon van beide groepen is sterk verschillend. Het menu van de Afrikanen in Zuid-Afrika is
vezelrijk, en bevat naar verhouding weinig eiwitten en vetten. De Afro-Amerikanen krijgen daarentegen weinig vezels binnen, terwijl de aandelen eiwitten en vetten in het menu juist hoog zijn. Ook verschillen de bereidingswijzen van het eten sterk. Dit wordt dan ook vaak aangehaald om de frequenties in darmkanker te verklaren.
Afrikaans en Amerikaans dieet
Het internationale onderzoeksteam bekeek daarom wat het effect is als Afrikanen veertien dagen het typische Amerikaanse dieet krijgen en andersom. Uit de studie blijkt dat bepaalde biomerkers voor verhoogd darmkankerrisico omhoog gaan bij de Afrikanen als ze het Amerikaanse dieet consumeren. Omgekeerd zakten deze biomerkers bij de Amerikanen als ze het Afrikaanse dieet volgden.
Het originele Afrikaanse dieet was vooral gekookt eten, fruit en maisproducten, daaronder vis-taco, bonensoep, zalmkroket, maistortilla en ananas. Het Amerikaanse menu bevatte veel gebakken of gefrituurde producten en rood vlees, zoals pannenkoekjes, roast beef, gefrituurde lever en uien en corned beef met aardappels.
Van nature zijn er grote verschillen tussen beide groepen, zoals de samenstelling van hun
darmbacteriën en de concentratie van hun fermentatieproducten, zoals korte keten vetzuren. De onderzoekers constateerden dat het verschillende dieet in beide gevallen grote invloed heeft op bacteriën en metabolieten (stofwisselingsproducten) die als risicofactor worden gezien voor het ontwikkelen van darmkanker. Zo is bij het Afrikaanse eetpatroon de fermentatie van koolhydraten hoger. Daarbij komt bijvoorbeeld meer butyraat vrij dat het risico op darmkanker verlaagt. Tegelijk veranderen de darmbacteriële netwerken van samenstelling. Ander voorbeeld: de productie van zgn. secundaire galzouten, die voortkomen uit de inwerking van bacteriën op galzouten, en die het kankerrisico verhogen, daalt als gevolg van consumptie van het Afrikaanse dieet. De consumptie van het Amerikaanse dieet zorgt voor het tegenovergestelde effect.
Het onderzoek werd verricht in een internationaal samenwerkingsverband gecoördineerd door prof. Stephen O’Keefe van de University of Pittsburgh en daarnaast onderzoekers van Wageningen University, University of Illinois in Urbana-Champaign, Imperial College London, Universiteit van Helsinki en University of Kwazulu-Natal. In Wageningen verzorgde Erwin Zoetendal van de leerstoelgroep Microbiologie het microbiologische werk. Hij had zulke resultaten niet vermoed: “Het was toch wel verassend dat we na twee weken al zo’n groot effect ten gevolge van de dieetverandering zagen”.
Willem de Vos, als leider van de Wageningse leerstoelgroep betrokken bij het onderzoek merkt op: “Dit is een pionierende studie in bijzonder interessante populaties waaruit blijkt dat dieet-gedreven veranderingen in het microbioom een direct effect hebben op de risicofactoren voor colonkanker”.
Publicatie
“Fat, fiber and cancer risk in African Americans and rural Africans”, Nature Communications, 2015. Stephen J.D. O’Keefe, Jia V. Li2, Leo Lahti, Junhai Ou, Franck Carbonero, Khaled Mohammed, Joram M. Posma, James Kinross, Elaine Wahl, Elizabeth Ruder, Kishore Vipperla, Vasudevan Naidoo, Lungile Mtshali, Sebastian Tims, Philippe G.B. Puylaert, James DeLany, Alyssa Krasinskas, Ann C. Benefiel, Hatem O. Kaseb, Keith Newton, Jeremy K. Nicholson, Willem M. de Vos, H. Rex Gaskins & Erwin G. Zoetendal.
Wageningen Universiteit
De
studie. (Mei 2015)
Reacties: