Huidige hardloopschoenen slecht voor gewrichten
Rennen op hardloopschoenen zorgt voor meer stress op het knie-, heup- en enkelgewricht dan hardlopen op blote voeten. Dat concluderen Casey Kerrigan van JKM Technologies en collega´s van verschillende Amerikaanse universiteiten in PM&R: The Journal of Injury, Function and Rehabilitation (doi:10.1016/j.pmrj.2009.09.011).
De onderzoekers selecteerden voor hun onderzoek 68 gezonde mensen die elke week minimaal 24 kilometer hardliepen. De deelnemers kregen standaard neutrale hardloopschoenen. Vervolgens moesten zij op een loopband blootsvoets en met hardloopschoenen een stuk rennen in eigen tempo na een korte warming-up (3 tot 5 minuten). Tijdens het rennen registreerde een bewegingsanalysesysteem de beweging in de gewrichten. De loopband registreerde de kracht die de grond op het lichaam uitoefende. De proefpersonen hadden geen voorgeschiedenis met musculoskeletale aandoeningen en hadden tijdens het onderzoek geen blessures.
De auteurs zagen hogere gewrichtsdraaimomenten (Engels: torque) in heup, knie en enkel met hardloopschoenen in vergelijking tot rennen op blote voeten. Uitzonderlijk grote veranderingen vonden plaats in het interne rotatiegewricht van de heup en bij het flexie- en varusdraaimoment van de knie. Gemiddeld steeg het draaimoment op hardloopschoenen in de heup met 54% en in de knie met 36% (flexie) en 38% (varus) ten opzichte van blootsvoets hardlopen.
Kerrigan et al. schrijven dat hun bevinding aan het kniegewricht betekent dat er door hardloopschoenen een hogere druk wordt uitgeoefend op structuren die vatbaar zijn voor osteoartritis. Deze druk wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een verhoogde hiel en een dikkere zool onder het middelste voetgedeelte, eigenschappen van veel gangbare hardloopschoenen. De auteurs pleiten voor de ontwikkeling van schoeisel dat de natuurlijke voetfunctie nabootst of stimuleert en draaimomenten in knie en heup minimaliseert. 'Dit zou het doel van alle nieuwe schoenontwerpen moeten zijn', aldus de onderzoekers.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:C435 (Januari 2010)