Home / Nieuws / ...

 

Begin cultuurverschuiving bij Nederlandse artsen.

Uit een ledenpeiling en discussiebijeenkomst door het KNMG, de federatieve organisatie van en voor artsen in Nederland die staat voor de bevordering van de kwaliteit van de beroepsuitoefening en van de kwaliteit van de volksgezondheid, blijkt dat de laatste jaren artsen meer een andere houding gaan aannemen met betrekking tot aanvullende en alternatieve geneeswijzen. Hieronder treft u de verslagen aan.

Artsen verdeeld over alternatieve geneeswijzen
Bijna de helft van de artsen vindt dat de KNMG moet proberen een brug te slaan tussen alternatief en regulier werkende artsen. Maar een ongeveer even grote groep vindt dat ze dat juist níet moet doen.
Dat blijkt uit een ledenpeiling van de KNMG onder een representatieve steekproef van de achterban, waaraan 779 artsen meededen. De resultaten van het onderzoek werden vorige week gepresenteerd tijdens een door de federatie georganiseerde discussiebijeenkomst over alternatieve geneeswijzen (zie hieronder). Ze zullen een rol spelen bij de discussie over een mogelijk nieuw KNMG-standpunt over alternatieve geneeswijzen. 
Zo’n 90 procent van de respondenten vindt dat artsen te werk moeten gaan volgens evidence-based richtlijnen en dat hun handelen een wetenschappelijk fundament moet hebben. Ook vindt de overgrote meerderheid dat artsen hun patiënten altijd moeten wijzen op de effectiviteit van een aangeboden behandeling.
Minder eenstemmig oordelen zij over alternatieve geneeswijzen. 
Zo vindt 46 procent dat artsen geen alternatieve geneeswijzen zouden moeten toepassen en meent 42 procent dat artsen die alternatieve geneeswijzen toepassen de beroepseer en de goede naam van artsen aantasten; iets minder artsen (38 respectievelijk 36%) zijn het niet met deze stellingen eens. Een krappe meerderheid (58%) vindt dat artsen zich goed moeten informeren over alternatieve geneeswijzen, zodat zij hun patiënten beter kunnen voorlichten. Specialisten zijn in het algemeen wat kritischer dan huisartsen.
Ook over de wenselijke opstelling van de KNMG zijn de meningen verdeeld. Zo vindt 43 procent het toepassen van alternatieve geneeswijzen in strijd met de gedragscode van de KNMG; 33 procent vindt van niet. Ook vindt 48 procent wél en 33 procent juist níet dat de KNMG strengere gedragsregels moet opstellen, die het voor alternatief werkende artsen moeilijker maken om hun praktijk voort te zetten. Voor- en tegenstanders van een ‘brugfunctie’ van de KNMG houden elkaar met 43 procent precies in evenwicht; 14 procent weet het niet.
KNMG-voorzitter Peter Holland is niet verbaasd over de resultaten, want ook ‘maatschappelijk’ zijn de groepen voor- en tegenstanders ongeveer even groot: ‘Van beide mogen we concessies verwachten: van de groep die zegt “absoluut niet”, maar ook van de groep voor wie “alles moet”.’ Holland verwacht niet dat een nieuw KNMG-standpunt erg zal afwijken van hetgeen al in 1994 werd vastgelegd: ‘Het reguliere is primair, het overige additioneel.’ 
Holland voorziet een discussie over het begrip ‘evidence-based’: ‘Ook in het veld van de integrative medicine wordt steeds meer belang gehecht aan evidence-based handelen. En als kan worden vastgesteld dat iets werkt, kan er geen bezwaar tegen zijn dat het wordt toegepast.’ De meeste KNMG-leden lijken hem te steunen: 73 procent wil méér onderzoek naar de werkzaamheid en effectiviteit van alternatieve geneeswijzen. 
De resultaten van de ledenpeiling zijn in te zien op www.medischcontact.nl. 

Resultaten onderzoek onder KNMG-leden
KNMG: Complementair werkende artsen willen samenwerking
Mogen artsen doorverwijzen naar niet-reguliere behandelaars als de patiënt daarom vraagt? Mogen artsen zelf niet-reguliere behandelwijzen uitvoeren? Moet al het handelen van artsen evidence-based zijn? 
Over deze en andere vragen hield de KNMG 29 november een geanimeerde discussiebijeenkomst met zowel voor- als tegenstanders van niet-reguliere behandelwijzen. Aanleiding was het oude standpunt van de KNMG - daterend uit 1994 - dat het afgelopen jaar onder vuur kwam te liggen. Kern van dit standpunt is dat alleen artsen niet-reguliere behandelwijzen mogen toepassen, en dan nog alleen onder zeer strikte voorwaarden. 
Een belangrijke constatering was dat regulier werkende artsen nog wel het een en ander kunnen leren van complementair werkende artsen, vooral op het gebied van tijd nemen voor de patiënt en aandacht besteden aan de patiënt als geheel. Ines von Rosenstiel, hoofd kindergeneeskunde van het Slotervaartziekenhuis, pleitte voor integrative medicine. 
In deze visie op geneeskunde is de patiënt een actieve participant en de arts een gezondheidscoach. Els Borst leek er wel iets voor te voelen: zij pleitte voor een terugkeer van de ‘geneeskunst’, waarbij de dokter zelf een deel van het medicijn is. NTvG-hoofdredacteur Jan van Gijn sloot zich bij haar aan: ook orgaanspecialisten moeten volgens hem compassie en empathie in huis hebben. 
De uitkomsten van het KNMG-ledenpanel, dat op dezelfde dag werd gepresenteerd, wezen in dezelfde richting: 66 procent van de ondervraagden denkt dat patiënten naar niet-reguliere behandelaars gaan omdat de reguliere geneeskunde te weinig oog heeft voor de patiënt als persoon of omdat patiënten zijn teleurgesteld in de reguliere zorg (zie ook het artikel in NieuwsReflex in dit nummer).
Eigen boezem
Ook de niet-regulier werkende artsen staken de eigen hand in eigen boezem. Zij constateerden dat er binnen hun beroepsgroep soms te weinig aandacht is geweest voor wetenschappelijk onderzoek. Zij hebben zich in het verleden te vaak beroepen op het feit dat zij met een ‘ander paradigma’ of met N=1 werken en dat wetenschappelijk onderzoek dus niet mogelijk is. 
Die attitude is inmiddels verlaten. Tegenwoordig is iedereen ervan overtuigd dat ook niet-reguliere behandelwijzen evidence-based moeten zijn. Volgens onderzoeker Jan Keppel Hesselink is er al veel evidence voor bepaalde niet-reguliere behandelingen, maar is het desondanks moeilijk om ze opgenomen te krijgen in het reguliere curriculum. 
Wat de zaak compliceert, is dat onder de vlag van niet-reguliere behandelwijzen veel verschillende zaken schuilgaan. Ontspannende yoga voor kinderen die een belastende reguliere behandeling moeten ondergaan is niet-regulier. Maar de Italiaanse arts die met bicarbonaat kankerpatiënten wil genezen, is dat ook niet. Hoe kun je daartussen een onderscheid maken?
Onbegrepen klachten
Vanuit de aanwezigen - vooral complementair en alternatief werkende artsen - kwam de oproep aan de reguliere artsen meer met hen samen te werken. Waar reguliere artsen soms met lege handen staan (de beruchte ‘onbegrepen klachten’), daar kunnen niet-regulier werkende artsen deze patiënten vaak nog wel helpen. Volgens ethicus Dick Willems moeten artsen echter niet tegelijkertijd regulier en alternatief zijn. Als arts kun je volgens hem niet binnen twee verschillende paradigma’s werken. 
Of de regulier werkende artsen de uitgestoken hand zullen accepteren of dat zij deze zullen opvatten als de ‘astrologen die willen samenwerken met de astronomen’, moet nog blijken: zij waren op de bijeenkomst grotendeels afwezig. 
De KNMG beraadt zich inmiddels op haar standpunt. Het zal niet eenvoudig zijn de hele achterban tevreden te houden: veel artsen vinden nu eenmaal dat artsen helemaal geen niet-reguliere behandelingen zouden moeten toepassen en dat de KNMG zeker niet zou moeten proberen een brug tussen de twee groepen te slaan. De resultaten van de ledenpeiling vindt u hier. (
December 2007)

 

Printen

Reageer hier op dit artikel  Mail dit bericht naar een kennis

 

Reacties: