Optimisten en mensen met een doel in het leven worden ouder.

Volgens onderzoekers heeft deze categorie de meeste kans op een lang (en gelukkig) leven. Een van de professoren die is verbonden aan het onderzoek, Frans Zitman, hoofd Psychiatrie van het LUMC, doet normaal gesproken onderzoek naar de schaduwzijde van het menselijk bestaan. Pijn, angst en verdriet zijn volgens hem niet alleen maar onaangenaam, maar hebben ook een functie: ze attenderen ons op gevaarlijke situaties en weerhouden ons van roekeloos gedrag.
Mensen die hier niet aan ten onder gaan, hebben volgens Zitman een gezamenlijk kenmerk: hoop. Dat deze mensen ook een langer leven beschoren zijn, kon hij met zijn team vervolgens testen aan de hand van een ouder onderzoek gedaan door de Wageningse Universiteit. De bedoeling van het Wageningse onderzoek was oorspronkelijk te kijken hoe eetgewoonten van invloed zijn op gezondheid.
Duizend ouderen tussen de 65 en 85 jaar werden onderzocht en negen jaar gevolgd. In de gebruikte vragenlijst stonden naast eetgewoonten ook vragen over optimisme, toekomstverwachtingen, geluk en stemming. Zitman cs concludeerden dat van de meest optimistische mannen was na negen jaar nog ongeveer 65 procent in leven, van de meest pessimistische slechts 40 procent. Voor vrouwen lagen de percentages op ongeveer zeventig en vijftig.
Hierbij hadden zij allerlei andere factoren die van invloed zijn op de gezondheid, zoals roken, cholesterolgehalte, burgerlijke staat, eruit gefilterd. Een onderzoeker: “De samenhang tussen optimisme en sterfte werd daardoor wat kleiner, maar bleef overeind. Onze uitslag dat optimisten langer leven ligt niet aan hun eetgewoonten, alcoholconsumptie of wat dan ook, maar aan het feit dat ze een optimistische kijk op het leven hebben. Zitman: “De samenhang tussen optimisme en overleving was veel duidelijker dan ik had verwacht.” Met name oudjes die nog doelen en toekomstplannen hadden leefden langer, zo bleek uit het onderzoek. (Jan. 2005)

    Printen