Gezonde voeding net zo belangrijk als niet-roken
In Nederland zijn ongezonde voeding en te weinig
beweging samen verantwoordelijk voor één op de drie gevallen van hart- en
vaatziekten en bovendien voor één op de drie gevallen van kanker. Daarmee is
gezonde voeding net zo belangrijk voor de volksgezondheid als niet-roken. Dat
zegt prof.dr.ir. Pieter van ’t Veer op 15 januari bij de aanvaarding van zijn
ambt van hoogleraar Voeding en epidemiologie aan Wageningen Universiteit
De belangrijkste doodsoorzaken in Nederland zijn
hart- en vaatziekten, waaronder hartinfarcten en beroertes. Deze betreffen
eenderde van het totale aantal sterfgevallen. Een kwart van de doodsoorzaken
valt onder kanker. Per jaar constateren artsen zestigduizend nieuwe gevallen van
kanker, waarvan borstkanker, long- en darmkanker het omvangrijkst zijn.
Daarnaast heeft circa een half miljoen mensen diabetes en heeft één op de tien
Nederlanders ernstig overgewicht, aandoeningen die deels in verband zijn te
brengen met voedingsgewoonten.
Eén op de zeven (15 procent) overlijdensgevallen in Nederland is toe te
schrijven aan de gevolgen van roken.
Het onderzoek naar de effecten van voeding op de
gezondheid is veel complexer dan dat van roken op de gezondheid. In voeding
komen veel bekende en onbekende stoffen voor, die elk hun eigen effect hebben op
de gezondheid. Op basis van honderden studies naar zulke effecten hebben
onderzoekers geconcludeerd dat ongezonde voeding en te weinig beweging samen
zeker zo belangrijk zijn voor de gezondheid als niet-roken.
In zijn oratie Voeding en epidemiologie: kijken,
ijken en vergelijken gaat prof. Pieter van ’t Veer in op de diverse methoden
en technieken die onderzoekers hanteren om zo goed mogelijk de oorzaken van
ongezondheid te achterhalen. Door de voedingsgewoonten en gezondheid van
duizenden mensen gedurende een groot aantal jaren te volgen, kunnen onderzoekers
conclusies trekken over de relatie tussen het nuttigen van bijvoorbeeld vet
voedsel, groenten en fruit of bijvoorbeeld roken en het ontwikkelen van ziekten.
Daarnaast zijn de specifieke effecten van bijvoorbeeld een vitamine of bepaalde
voedingsstof na te gaan door deze aan enige duizenden personen (op vrijwillige
basis) te verstrekken.
De onderzoeksgroep van prof. Van ’t Veer is
inmiddels begonnen aan een vergelijking van studies die zijn gedaan over de
relatie tussen voeding en het vóórkomen van kanker van de darm, lever en
galblaas. Samen met vijf internationale onderzoekscentra zal dit onderzoek in
2006 uitmonden in een overzicht van alle beschikbare gegevens over het belang
van voeding voor de preventie van kanker. De gegevens moeten ook leiden tot
adviezen om overheidsbeleid vast te stellen.
Prof. Pieter van ’t Veer (1957) studeerde
Voeding in Wageningen waar hij in 1982 afstudeerde. Daarna vertrok hij een jaar
naar Harvard School of Public Health. In 1990 promoveerde hij aan de
Universiteit Maastricht op een onderzoek naar de relatie tussen
voedingsgewoonten en borstkanker. Als onderzoeker was hij werkzaam bij
TNO-Voeding (tot 1993), en als universitair (hoofd)docent aan Wageningen
Universiteit. Bij Wageningen UR is prof. Van ’t Veer trekker van het
ambitieuze onderzoeksprogramma MyFood, waarin een team van onderzoekers in kaart
brengt welke factoren het optimale voedingspatroon van een individu bepalen.
(2004)