Welke vitamines spelen een rol bij preventie chronische ziekten?
Een onvoldoende vitamine-inname is gerelateerd
aan chronische ziekten zoals hart- en vaatziekten, kanker en botontkalking. Dit
was de conclusie van de onderzoekers Fairfield en Fletcher in het tijdschrift
JAMA. Vooral de B-vitamines lijken een belangrijke rol te spelen bij
verschillende ziekten. Voedingsonderzoek was in het verleden vooral gericht op
de preventie van vitaminegebreksziekten zoals scheurbuik. Onderzoekers vroegen
zich af hoeveel vitamines nodig zijn om gebreksziekten te voorkomen. De laatste
jaren is voedingsonderzoek meer gericht op de preventie van chronische ziekten.
De hoeveelheden vitamines die in interventieonderzoek gebruikt worden, zijn vaak
vele malen hoger dan in normale voeding. Vitaminegebreksziekten komen bijna niet
meer voor in onze Westerse wereld. Toch kan een onvoldoende vitaminestatus wel
leiden tot chronische ziekten, zoals hart- en vaatziekten. Weinig vitamines in
de voeding (mensen die weinig of niet gevarieerd eten) of een verhoogde behoefte
aan vitamines (vitamine D bij ouderen) kunnen de oorzaak zijn. Fairfield en
Fletcher hebben in de literatuur van afgelopen 36 jaar gezocht naar de relatie
tussen een aantal vitamines en chronische ziekte.
Er is een belangrijke relatie tussen de B-vitamines en hart- en vaatziekten.
B-vitamines verlagen het homocysteïnegehalte in het bloed. Dit homocysteïnegehalte
is mogelijk een risicofactor voor hart- en vaatziekten. Foliumzuur (vitamine
B11) verlaagt het homocysteïnegehalte met gemiddeld 25%, een extra dosis
vitamine B12 (0,5 mg per dag) zorgt voor een extra daling van 7%. Ook vitamine
B6 speelt een rol, zij het in iets mindere mate. De Nederlandse Hartstichting
vindt foliumzuursuppletie bij risicogroepen verdedigbaar. De vitamines C en E
zouden deze vitamines mogelijk beschermend werken bij hart- en vaatziekten, maar
eenduidig bewijs is hiervoor tot nu toe nog niet geleverd.
Foliumzuur heeft ook een relatie met verschillende soorten kanker. In een aantal
grote studies werd een relatie gevonden tussen een hoge inname van foliumzuur en
een verlaagd risico op darm- en borstkanker. Ook de stof lycopeen lijkt een
beschermende werking te hebben op prostaatkanker. In twee grote studies werd een
negatief effect gevonden van een hoge dosis β-caroteen op het optreden van
longkanker bij rokers. Voorzichtigheid met de suppletie van hoge doseringen van
β-caroteen is daarom geboden.
Een bekende relatie van foliumzuur is natuurlijk de preventie van
neuraalbuisdefecten bij baby's. Aan zwangere vrouwen wordt om die reden ook al
jaren extra foliumzuur geadviseerd. Het aantal kinderen met neuraalbuisdefecten
in de Verenigde Staten is inmiddels gedaald met 19% sinds de verrijking van
foliumzuur aan graanproducten.
Van vitamine D is al langer bekend dat het een relatie heeft met de botdichtheid
doordat het de opname van calcium in het lichaam bevordert. Oudere mensen maken
steeds minder vitamine D aan in de huid, en moeten daardoor steeds meer uit de
voeding of uit supplementen halen. Kinderen tot 4 jaar krijgen ook niet genoeg
vitamine D binnen uit de voeding. Ook vitamine K speelt een rol bij de
botopbouw. Mensen met een lage botdichtheid of met een heupfractuur hebben soms
ook lage vitamine K-spiegels in het bloed. Of extra vitamine K nodig is, is nog
onduidelijk. (Bronnen:
Fairfield KM et RH Fletcher. Vitamines for Chronic Disease Prevention in Adults.
JAMA 2002; 287: 3116-3126 )