Home / Nieuws / ...

 

De rol van chemicaliën bij congenitale hartafwijkingen
Aanstaande vaders die werken met chemische stoffen lijken een hoger risico te hebben op het krijgen van een kind met een congenitale hartafwijking. Voor moeders geldt dit niet, zo schrijven Nederlandse onderzoekers in Human Reproduction (De studie: 2012;27:910-20).
Aangeboren hartafwijkingen ontstaan bij 85% van de patiëntjes door een wisselwerking tussen genetische variaties en omgevingsfactoren. Claudia Snijder en collega’s (Erasmus MC) onderzochten het effect van chemicaliën als omgevingsfactor in een cohort van de HAVEN-studie (‘hartafwijkingen, vasculaire status, erfelijkheid en nutriënten’). Ze includeerden 904 kinderen van 15 maanden oud en vroegen de ouders vragenlijsten in te vullen en het beroep te beschrijven dat zij ten tijde van de conceptie uitoefenden. Gediplomeerde hygiënisten gebruikten de ‘Job Exposure Matrix’ – een lijst van beroepen en bijbehorende mate van blootstelling aan gevaarlijke stoffen – en categoriseerden elk beroep als ‘geen’, ‘mogelijke’ of ‘waarschijnlijke’ expositie aan 7 verschillende chemicaliën.
De moeders van de 424 kinderen met hartafwijkingen hadden minder te maken met chemische stoffen dan de moeders van de 480 gezonde kinderen (5,0 vs. 6,2%). Bij de vaders was dat andersom (22,3 vs. 15,9%). Blootstelling aan ftalaten – stoffen die vrijkomen bij plasticverbranding – waren berucht onder vaders van kindjes met ventrikelseptumdefecten (oddsratio (OR): 2,84). Werken met polychloriden – aanwezig in verf – was geassocieerd met atrioventriculaire septumdefecten (OR: 4,22) en blootstelling aan alkylfenol – gebruikt in de kunststof- en rubberindustrie – met een gecoarcteerde aorta (OR: 3,85).
Deze getallen lijken indrukwekkend, maar het meten van blootstelling aan chemische stoffen op deze manier is slechts een grove schatting van de daadwerkelijke invloed, zo geven de auteurs ook zelf aan. Bovendien is de wijze waarop chemicaliën hun schadelijke werking uitoefenen hiermee niet aangetoond en is het dus nog te vroeg om preventieve maatregelen te nemen.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2012;156:C1265 (Mei 2012) 

Printen

 

 

Reacties: