Home / Nieuws / ...

 

Vechters meer overlevingskans
De overlevingskansen van kankerpatiënten worden in belangrijke mate bepaald door hun psychische toestand, stelt hoogleraar Adriaan Honig. Kankerpatiënten of mensen met hart- en vaatziekten hebben twee tot drie keer zoveel kans hieraan te overlijden als ze daarnaast depressief zijn. Omgekeerd blijken de "vechters" juist hogere overlevingskansen te hebben: bij deze mensen is het immuunsysteem aantoonbaar actiever dan bij anderen. Dat stelt hoogleraar ziekenhuispsychiatrie Adriaan Honig van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam in zijn recente oratie over het verband tussen lichaam en geest. 
Uit onderzoek blijkt dat mensen die tijdens hun ziekte het hoofd niet laten hangen, langer overleven, aldus Honig. ‘Het hangt dus van je persoonlijkheid af; dat is een indicatie voor het beloop van de ziekte. Als je een vechter bent, heb je meer kans. Aan de cellen in het bloed is te zien dat deze mensen een hogere weerstand hebben. Het is dus van belang chronisch zieke mensen goed te motiveren. Dat heeft echt zin. Ze moeten hun ziekte niet lijdzaam ondergaan.’ 
In zijn oratie pleit Honig ervoor lichaam en geest niet zo strikt gescheiden te houden als nu gebeurt onder medici. Zo worden depressies bij 50 procent van de chronisch zieke patiënten niet herkend. ‘De meeste specialisten die lichamelijke ziekten behandelen, zijn niet gespitst op psychiatrische klachten. Ze denken al snel: de psyche is zo vaag en wollig, wat moet ik ermee? Ze vinden het ook logisch dat iemand neerslachtig is bij een chronische ziekte.’ 
Maar het niet onderkennen van dergelijke verschijnselen kan gevaarlijk zijn, zegt Honig. ‘Chronisch lichamelijk zieken met een depressie zien vaak niet meer de zin in van hun behandeling.’ 
Op de spoedeisende hulp komen regelmatig hartpatiënten met pijn op de borst bij wie niets te vinden is. ‘Heel vaak blijkt dat een depressie met een paniekstoornis. Dat is echt schering en inslag. Maar in 90 procent van de gevallen wordt dat miskend. Ook patiënten zelf denken dat verschijnselen zoals trillen, zweten en een drukkend gevoel op de borst er gewoon bijhoren.’ 
Hoe het precies komt dat overlijden bij depressies vaker voorkomt, is niet bekend. Maar volgens Honig moet de oorzaak worden gezocht in een gezamenlijk onderliggend probleem: zowel de chronische lichamelijke ziekte als de depressie wordt waarschijnlijk veroorzaakt door dezelfde verstoring van biologische processen. 
Zo blijkt bij beide ziekten dat patiënten last hebben van chronische stress, die tot uiting komt in een verhoogde concentratie van het stresshormoon cortisol. Hierdoor raken onder meer hun afweer en stofwisseling ontregeld. 
Chronisch lichamelijk zieke patiënten blijken dan ook veel meer psychiatrische stoornissen te hebben dan de rest van de bevolking: 20 tot 30 procent. Omgekeerd heeft ook 20 tot 30 procent van de chronisch psychiatrische patiënten een lichamelijke ziekte. 
Dat specialisten zoals cardiologen een depressie vaak niet herkennen, komt ook doordat ze maar vijf tot tien minuten per patiënt hebben, zegt Honig. ‘Daarin moet je een ECG beoordelen, over pillen praten. En dan ook nog de psyche bekijken? Ja, daar is geen tijd voor.’ 
Daarnaast is het lastig het onderwerp ter sprake te brengen. ‘Het kan de relatie met de patiënt op het spel zetten. Patiënten zeggen: ‘ik ben al lichamelijk ziek en nu denkt u ook nog dat ik gek ben? Het is toch logisch dat ik me zo voel, ik heb net een hartinfarct gehad?’ Natuurlijk is dat zo. Maar als die emotionele klachten niet verminderen en het dagelijks leven gaan beheersen, dan kan er wel degelijk sprake zijn van een depressie.’ 
Anderzijds missen psychiaters bij hun patiënten juist vaak lichamelijke problemen. ‘Chronisch psychiatrische patiënten hebben twee tot drie keer meer kans om te overlijden aan een hartinfarct. Overgewicht, hoge bloeddruk en hart- en vaatziekten komen vaak voor. Maar daar wordt onvoldoende naar gekeken. Psychiaters vinden dat lichamelijke klachten niet bij hun vak horen.’ 
Volgens Honig zou elk ziekenhuis minstens één psychiater in dienst moeten hebben omdat psychiatrisch patiënten vaak vastlopen. ‘Die mensen zeggen tegen een chirurg: u zegt nou wel dat ik een knobbeltje in mijn borst heb, maar ik geloof u niet. Hun gedrag kan zo gestoord zijn dat ze naar huis worden gestuurd. Als er dan alleen een psychiater op dinsdagmiddag beschikbaar is, werkt dat natuurlijk niet.’ 
Honig vindt het daarnaast ‘verbijsterend’ dat in psychiatrische klinieken wordt gerookt. ‘Dat is therapeutisch nihilisme. Er wordt gedacht: met deze patiënten bereik je daarin toch niets. Maar het is bewezen dat het laten stoppen met roken werkt, ook bij psychiatrische patiënten.’ De hele oratie vindt u hier. (Juli 2010)

Printen

Reageer hier op dit artikel  Mail dit bericht naar een kennis

 

Reacties: