Minder grijze stof bij vermoeidheidssyndroom (CVS)

Patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) hebben minder grijze stof in de hersenen dan mensen zonder CVS. Onderzoekers van het UMC St Radboud (Nijmeegs Kenniscentrum Chronische Vermoeidheid) en de Radboud Universiteit (F.C. Donders Centre for Cognitive Neuro-imaging) hebben dit aangetoond door MRI-opnamen te maken van de hersenen van CVS-patiënten en van proefpersonen zonder CVS. Het belang van deze ontdekking, gepubliceerd in het laatste nummer van het vaktijdschrift NeuroImage, is dat hiermee steun wordt verkregen voor de theorie dat er bij CVS afwijkingen in de hersenen zijn. Het is nog niet duidelijk of het waargenomen verschil deel uitmaakt van de oorzaak van CVS dan wel er een gevolg van is. Ook is een belangrijke nog te beantwoorden vraag of een succesvolle behandeling in de vorm van cognitieve gedragstherapie van invloed is op het grijzestofvolume van de CVS-patiënt. De vondst biedt vele aanknopingspunten voor verder onderzoek naar de oorzaken en de ontstaanswijze van CVS.

Eén van de betrokken onderzoekers is de Nijmeegse hoogleraar interne geneeskunde prof.dr. Jos van der Meer. Hij zegt: "Eerder dit jaar nam minister Hoogervorst van Volksgezondheid nog het standpunt in, dat het chronisch vermoeidheidssyndroom geen zelfstandig ziektebeeld is. Deze zienswijze is moeilijk te handhaven nu er een duidelijk lichamelijk verschil aangetoond is tussen mensen met en zonder CVS."

Bron: UMC St. Radboud  (Aug. 2005)

 

    Printen